Herkenningsteken, voorlopig kenteken en eendagskenteken

Tijdelijke kentekenplaten voor gebruik binnen Nederland.

De platen

Herkenningsteken
info
Voorlopig & eendags
info
Eendagskenteken
info

99-99

X-99-99

Type 1

99-99-X

Type 2

99-X-99

Type 3

X-99-99

Type 1

99-99-X

Type 2

99-X-99

Type 3

9-X-999

Type 13

999-X-9

Type 14

Herkenningsteken

Herkenningsplaten werden op 1 mei 1956 geïntroduceerd voor nieuwe motorrijtuigen omdat de afgifte van een kenteken door de RDW lang op zich liet wachten. (1) Dit stond bekend als de «herkenningstekenregeling». De platen bestonden uit twee groepen van twee cijfers, gescheiden door een streepje. Zwarte tekens op een witte achtergrond.

De uitvoering was door de verkeersminister opgedragen aan BOVAG (BOnd Van Automobielhandelaren en Garagehouders). Autobedrijven konden aldaar aanvragen indienen en kregen dan de papieren geleverd plus een set bijbehorende herkenningsplaten. Deze mochten op elk moment slechts op één voertuig bevestigd zijn. Met andere woorden, elk herkenningsteken moest in tijd steeds herleid kunnen worden naar een individueel voertuig. Het eerste nummer, 00-01, werd afgegeven aan F. van der Valk's Automobiel-Maatschappij N.V. uit Den Haag.

Wanneer een nieuwe auto verkocht was aan een koper schroefde de dealer er een van zijn sets herkenningsplaten op. De koper kon dan direct de weg op en hoefde niet te wachten totdat de RDW een kenteken had toegekend. Dit alles op voorwaarde dat er bij de RDW reeds wel een kentekenaanvraag ingediend was. Wanneer het voertuig na een tijdje een kenteken had gekregen stond het de dealer vrij de herkenningsplaten opnieuw te gebruiken op een ander nieuwverkocht voertuig. De belangstelling uit de branche was zeer groot. Bedrijven hadden vaak meerdere sets in omloop. De houder van het herkenningsteken (de dealer dus) moest bijhouden welk teken er in welke periode bij welke koper tijdelijk in gebruik was.

Handelaren in nieuwe motorfietsen konden eveneens deelnemen aan de regeling. Omdat per herkenningsteken altijd twee platen verstrekt werden, werden zij uitdrukkelijk gewaarschuwd er daarvan slechts één te gebruiken. De overgebleven plaat moest secuur opgeborgen worden, zodat er niet twee motorfietsen op de weg zouden kunnen komen die hetzelfde herkenningsteken droegen.

De herkenningstekenregeling stond volledig los van de RDW. Herkenningsplaten waren wettelijk gezien ook geen kenteken. Het betrof slechts een tussenoplossing die door de automobielindustrie bij de minister aangedragen was. De regeling kwam op 1 januari 1957 alweer te vervallen. (2)

Voorlopig & eendagskenteken

De bovengenoemde herkenningstekenregeling werd vervangen door het zogenaamde voorlopig kenteken. Vanaf dat moment was de RDW verantwoordelijk voor de uitvoering. Tevens werd het eendagskenteken geïntroduceerd. Deze was bedacht om met een ongekentekend voertuig naar het keuringsstation te kunnen rijden. Het is niet geheel duidelijk of deze veranderingen naadloos aansloten op de beëindigingsdatum van de herkenningstekenregeling. Ze vonden in ieder geval plaats in 1957 of 1958.

Tussen 1957 of 1958 en 31 december 1994 waren beide soorten kentekens binnen één enkele serie ondergebracht. (1) De opmaak bestond altijd uit 1 letter en 2 groepen van 2 cijfers, gescheiden door 2 streepjes. Zwarte tekens op een witte achtergrond. Vanaf 1 januari 1995 maakte alleen het eendagskenteken nog gebruik van deze opmaak. Onderstaand meer informatie over deze tijdlijn.

De letter op de plaat duidde een geografisch gebied aan, gebaseerd op het district dat de keuring van het voertuig ging verrichten of al had verricht. In het laatste geval waarin een voertuig weliswaar in beginsel was goedgekeurd voor toelating tot de weg, maar er daarnaast nog bepaalde controles moesten plaatsvinden alvorens een definitief kentekenbewijs kon worden afgegeven, werd een voorlopig kenteken verstrekt. De gebiedsindeling was als volgt:

De exacte verdeling van de pas later ontstane 12e provincie Flevoland (bestaande uit de Noordoostpolder en de Zuidelijke en Oostelijke Flevopolder) is nog niet met volle zekerheid vast komen te staan.

Het gebruik van deze serie als voorlopig kenteken werd op 1 januari 1995 wettelijk afgeschaft doordat de Wegenverkeerswet 1994 in werking trad. (8) Dat vloeide voort uit onder andere een ontwikkeling bij de RDW. Voor de districtskantoren was het mogelijk geworden om na de goedkeuring van een voertuig direct het definitieve kenteken toe te kennen en een permanent kentekenbewijs af te geven. Dat was gewoon een regulier nieuw kenteken (eerstvolgende vrije) uit de op dat moment lopende sidecode en letterserie; bijvoorbeeld JX-FH-01. (4)(7)

In de uitzonderlijke situatie dat tijdens een keuring nog niet 100% kon worden vastgesteld of het voertuig aan alle de eisen voldeed, werd wel al een definitief kenteken toegekend (bijvoorbeeld JX-FH-01), maar afgegeven op een kentekenbewijs met beperkte geldigheidsduur. Het zogenaamde "voorlopig kentekenbewijs". Wanneer het voertuig op later datum alsnog volledig goedgekeurd werd voor toelating tot de weg behield het dat kenteken. Enkel het type kentekenbewijs veranderde dan. Het aan JX-FH-01 gekoppelde bewijs met beperkte geldigheidsduur werd simpelweg vervangen voor een permanent kentekenbewijs.

Voor de RDW bood dit belangrijke voordelen. Het was veel efficiënter om direct een definitief kenteken toe te kennen en het daaraan gekoppelde type kentekenbewijs naar behoeven te wijzigen. Voor de burger was het ook voordeliger. Die kon meteen de weg op met een definitief kenteken en het bijbehorende kentekenbewijs. Dat scheelde tijd en geld.

Via een wetswijziging werd het met ingang van 1 september 1996 mogelijk voor de RDW om ook voorlopige registratiebewijzen af te geven. Dit had enkel betrekking op zware aanhangwagens en opleggers, die op dat moment nog slechts over een registratiebewijs hoefden te beschikken in plaats van een kentekenbewijs. In 1996 waren er lange wachttijden ontstaan bij het aanvragen van een (definitief) registratiebewijs. Deze maatregel moest de druk verlichten. (9)

Meer informatie over voorlopige en eendagskentekens in de periode 1951-1998 is welkom.

Eendagskenteken

Het eendagskenteken in huidige vorm werd op 1 april 1998 geïntroduceerd. Dit hield verband met de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) en de introductie van het Kentekenreglement (KR). Het Kentekenreglement was de opvolger van het Reglement Kentekenregistratie (RKR).

Kentekens bestaande uit een enkele letter A, E, H, K, L, N, P, S, T, V, W of X en 2 cijfergroepen worden uitsluitend afgegeven aan voertuigen die over de openbare weg naar de plaats van weging en onderzoek moeten worden gereden.

De verdeling naar geografisch gebied werd losgelaten en de RDW stapte over op een maandstructuur. Voortaan duidt de letter de maand aan waarin het eendagskenteken geldig is:

De overstap op een maandstructuur leidde ook tot verbetering van de controlemogelijkheden van opsporingsinstanties. Blijven rijden met een verlopen eendagskenteken loopt door die koppeling visueel veel sneller in de gaten. In ieder geval binnen 31 dagen.

Voor het eendagskenteken in deze vorm werd in de basis voortgeborduurd op de letters die al sinds de jaren '50 in gebruik waren (A, E, H, K, L, N, P, S, T, V en X). Maar dat waren er slechts 11. Om elk van de 12 maanden te kunnen coderen had de RDW een extra letter nodig. Met een wetswijziging werd de toen nog vrije letter W toegevoegd aan de codetabel en was het nieuwe stelsel een feit. (6)(7)

De twee cijfergroepen zijn een volgnummer zonder verdere betekenis en/of onderverdeling. Aan het kenteken zelf kan de specifieke dag van geldigheid niet afgeleid worden. Die staat uiteraard wel vermeld op het bijbehorende kentekenbewijs en in het kentekenregister.

Met drie mogelijke indelingen (X-99-99, 99-99-X, 99-X-99) betekent dat, dat er per maand 29.997 unieke combinaties afgegeven kunnen worden. Per wetswijziging van 1 mei 2021 zijn daar twee nieuwe indelingen bij gekomen; namelijk 9-X-999 en 999-X-9. Met elk 9999 extra combinaties komt de totale ruimte daarmee op 49.995 eendagskentekens per maand. (5)

Eendagskentekens worden alleen afgegeven aan voertuigen zonder Nederlands kenteken en voertuigen met Nederlands kenteken waarvan het kenteken ongeldig is verklaard en weer opnieuw geactiveerd moet worden. Geldigheid is 1 dag: enkel de dag van de keuringsafspraak en enkel in Nederland. Platen mogen zelfgemaakt zijn, moeten goed leesbaar blijven bij slecht weer en hoeven geen zwarte rand te hebben. (3)

Op de dag van geldigheid moet het eendagskenteken in Nederland verzekerd zijn. De houder moet dit zelf regelen; anders mag er geen gebruik worden gemaakt van de openbare weg. Het voertuig hoeft niet te beschikken over een geldige APK maar moet wel veilig zijn om mee te rijden.

Bronnen, referenties en voetnoten

To top